Sociaal-economisch beleid is een kernbevoegdheid van de 'grondgebonden provinciebesturen'. Vanop hun intermediaire positie zijn de provinciebesturen uitstekend geplaatst om zowel de implementatie van Vlaamse en federale sociaal-economische beleidskaders te verzorgen, als om de vinger aan de pols te houden van de regionale economische realiteit.

1. Economische innovatie en gebiedsgericht clusterbeleid
Innovatie stimuleren ten behoeve van het maatschappelijke belang is het doel van het provinciaal clusterbeleid. De provinciebesturen zetten hun platformfunctie in om grote en kleine industriële spelers, kennisinstellingen en andere actoren samen te brengen (cf. triple-helixstructuur) in een cluster, om specifieke, toekomstgerichte, toepasbare kennis (onderzoek) te valoriseren in het industriële weefsel. Een cluster krijgt middelen voor projectwerking, er worden structurele investeringen gealloceerd, en de partners ontwikkelen een gedragen visie binnen het ledennetwerk.
Aangezien elke provincie een eigen industriële context heeft en het industriële weefsel bovendien vertakt is over de gemeentegrenzen heen, bevinden de provinciebesturen zich in een ideale positie om de geschikte partners samen te brengen. Dit wordt ook op Vlaams niveau zo erkend in het kader van regionale slimme specialisatie. Naast het voorzien van een platform, zetten de provincies hun hefboomfunctie in door clusters te ondersteunen op het vlak van externe promotie en branding.
Clusters worden zeer gericht gekozen op basis van hun toekomstgericht potentieel en hun duidelijke maatschappelijke en economische meerwaarde. Dat betekent dat ze reeds op zekere wijze verankerd moeten zijn in het provinciale economische weefsel, maar dat ze ook nog een aanzienlijk groeipotentieel moeten hebben. De deelname aan een clusterwerking is voorts gericht op een win-winrelatie voor bedrijven binnen en buiten de cluster. De provinciebesturen bevinden zich op geschikte afstand om het economisch speelveld te overzien en de 'outsiders' niet uit het oog te verliezen.
Naast het organiseren van provinciale clusters, staan de provincies ook betrokken actoren bij in het faciliteren en het verder uitbouwen van bestaande Europese en Vlaamse clusters. Lees meer in de interprovinciale nota clusterbeleid (in bijlage).
2. Ruimtelijk economisch beleid
In samenwerking met bedrijven, lokale besturen en Vlaanderen monitoren de provincies en hun POM’s vraag en aanbod van bedrijventerreinen en gaan ze op zoek naar geschikte opportuniteiten voor de ontwikkeling van bedrijfs- en startersinfrastructuur, ondernemerscentra, innovatie- en incubatiecentra en voor de activering van bestaande en nieuwe terreinen voor economische activiteit.
Op deze manier ondersteunen de provincies en de POM’s hun regionale economieën, maar trachten ze tegelijkertijd economische en ruimtelijke beleidsdoelen te stroomlijnen. Enerzijds wordt gestreefd naar gunstige omgevingsfactoren voor ondernemers; anderzijds zorgt de transversale samenwerking tussen provinciale beleidsdomeinen ervoor dat economische activiteit geïntegreerd wordt in een ruimer ruimtelijk kader, met o.m. speciale aandacht voor mobiliteitsfactoren. Deze geïntegreerde en intersectorale aanpak is zowel duurzamer als effectiever wat betreft het bereiken van verschillende beleidsdoelen.
Ter illustratie: de projecten Zennevallei (Provincie Vlaams-Brabant), Kanaalkant en Wetenschapspark Universiteit Antwerpen en Kamp C (Provincie Antwerpen), Smart Port Limburg (Provincie Limburg), Eiland Zwijnaarde (Provincie Oost-Vlaanderen) en Proeftuin Saving Space (Provincie West-Vlaanderen).
3. Sociaaleconomisch streekbeleid
Streekbeleid – dat streeft naar de sociaaleconomische ontplooiing van een streek – is een grondgebonden, gebiedsgerichte en bovenlokale opdracht. De provinciebesturen hebben als intermediaire overheid een aantal kenmerken waardoor zij, bij uitstek, als coördinator en facilitator kunnen optreden van het gebiedsgericht streekbeleid. Elk gebied kent een eigen context, historiek en specifieke noden, waarmee de provincies rekening houden. Op vraag van de gemeenten versterkt en ondersteunt de provincie de lokale bestuurskracht.
Zowel inhoudelijk als door de inzet van financiële middelen ten gunste van sociaaleconomische streekontwikkeling hebben de provinciebesturen, met respect voor het subsidiariteitsprincipe, een evenwichtige en werkbare samenwerking met de lokale besturen en de betrokken intergemeentelijke samenwerkingsverbanden opgezet. In de komende periode willen ze het streekbeleid nog meer in een constructief interbestuurlijk model gestalte geven. Door het bundelen en/of herschikken van middelen en instrumenten zullen resultaten meer zichtbaar worden en nog meer aansluiting vinden bij de noden en vragen van de lokale besturen. De provinciebesturen blijven dus een duidelijke rol in het streekbeleid opnemen, m.n. coördineren, versterken en ondersteunen, in een evenwichtige samenwerking met de lokale besturen en met een structurele betrokkenheid van de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers.
4. Internationalisering
De provincies hebben een grote deskundigheid opgebouwd rond grenssamenwerking, Europese samenwerking en samenwerkingen die ver buiten de Europese grenzen reiken. Zo zijn de provincies uitstekend geplaatst om binnen grensregio’s samenwerkingsverbanden te initiëren, te faciliteren of te coördineren rond uitdagingen, knelpunten en kansen die zowel lokale overheden, de bedrijven als individuele burgers aanbelangen, zoals grensinformatiepunten, waterbeleid, economische samenwerking binnen euroregio’s (Lille, Zeeland,…), grensoverschrijdend clusterbeleid enz. De economische samenwerking in het kader van de EGTS (Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking) en de Vlaams-Nederlandse Delta valt hier eveneens onder. En ook bij het uitbouwen van een grensoverschrijdend streekoverleg en het wegwerken van grensknelpunten (GROS-lijst) nemen de provinciebesturen het voortouw. De Provincie Limburg bijvoorbeeld geeft met grensoverschrijdende werk- en leerprogramma’s als Train4smartservices en Tendenzen zonder grenzen een belangrijke impuls aan de arbeidsmarkt en de bedrijvigheid in de Euregio (zie ook Flankerend Arbeidsmarktbeleid).
De provincies zoeken voorts partners en genereren projecten met spiegelregio’s, d.w.z. regio’s met een gelijkaardig economisch profiel en dus met samenwerkingsopportuniteiten. Waar mogelijk zetten ze de Europese structuurfondsen in om deze samenwerking te versterken. In het Interreg project CHIPS zitten partners uit België, Nederland, Duitsland en de UK samen om fietssnelwegen te ontwikkelen en te promoten om zo op een klimaatvriendelijke manier verplaatsingen te organiseren.
Met het algemene internationaliseringsbeleid gebruiken de provincies ook hun bestuurlijke kracht om internationale kansen voor speerpuntsectoren, bedrijven en kennisinstellingen te creëren. De provincies bundelen hun kennis en hun netwerken, om samen met FIT, steden en gemeenten (bv. Antwerpen) en ondernemersfederaties (bv. VOKA, Cleantech Flanders,…) tijdens handelsmissies en internationale evenementen (bv. Wereldtentoonstellingen) zoveel mogelijk opportuniteiten te benutten. De provincies creëren hiermee kansen voor het eigen economische weefsel om Europees en mondiaal te opereren. Een mooi voorbeeld hiervan is het EFRO-project I²PCC waarin de Vlaamse provincies samen met POM Antwerpen de krachten bundelen om Vlaamse cleantechbedrijven te helpen internationaliseren naar zusterprovincies in China.
Ook voor het aantrekken van de juiste internationale bedrijven naar hun regio (acquisitiebeleid) bundelen de provincies de krachten met hun regionale partners en met Vlaamse spelers als FIT en VLAIO.
5. Bevorderen van het lokaal economisch beleid en bovenlokale detailhandel
De provinciebesturen ondersteunen de lokale besturen in hun kernversterkend winkelbeleid door een evenwicht te zoeken tussen ontwikkelingen in de (boven)lokale periferie enerzijds, en het aanbod in de kern anderzijds – beide verhouden zich immers ten opzichte van elkaar als communicerende vaten. De zoektocht naar een evenwicht tussen kernversterking en perifere activiteit zorgt voor grote uitdagingen op vlak van ruimtelijke ordening en mobiliteit (zie ook ‘Ruimtelijke Planning’), maar ook van dorpenbeleid (zie ook ‘Platteland’). Om dit evenwicht in het oog te houden nemen de provincies enkele nieuwe taken op inzake vergunningen en als beroepsinstantie om detailhandel te toetsen aan de regelgeving van het decreet integraal detailhandelsbeleid (IHB).
Voorts stellen de provinciebesturen detailhandelsgegevens op maat van elke stad en gemeente ter beschikking via diverse instrumenten en zorgen ze voor bovenlokale inzichten, samenwerkingen en permanente coaching, waardoor de lokale besturen hun lokale beleid in een breder geheel kunnen plaatsen. De provinciebesturen zetten ook in op coaching en vorming van gemeentelijke ambtenaren economie. De initiatieven omtrent detailhandel worden uitgebouwd naar een veel breder lokaal economisch beleid.
Lees meer in de nota 'interprovinciale visie detailhandel' (bijlage onderaan) of op Detailhandelvlaanderen.be, een initiatief van de 5 provinciebesturen. Een in het oog springend voorbeeld van deze bovenlokale bestuurskracht was het EFRO-project 'baanwinkels en gemeenten op één lijn'.
6. Sociale Economie
De provinciebesturen bieden, in samenspraak en afstemming met Vlaanderen en de lokale besturen aanvullende ondersteuning van de Sociale Economie. Dit doen ze niet altijd eenvormig over alle provincies heen: de provinciebesturen kunnen regionale accenten leggen ter versterking van de sociaaleconomische activiteiten in de provincie. De provinciebesturen zijn er vooral voor
- het aanreiken van individuele en collectieve (financiële) ondersteuning van sociale-economiebedrijven;
- het ondernemen van acties ter professionalisering van de sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO);
- het stimuleren van de samenwerking tussen sociale economie en reguliere economie
- de ondersteuning van de gemeentelijke regierol op het vlak van lokale sociale economie, o.a. via netwerkvorming, informatie-uitwisseling enz.;
- het stimuleren van proeftuinen en experimenten binnen de sociale economie om nieuwe niches en methodieken te ontwikkelen.
7. Arbeidszorg
De provincies dragen ook bij tot het creëren en stimuleren van een gedifferentieerd en regionaal gespreid aanbod van werk- en/of stageplekken op verschillende tredes van de participatieladder en faciliteren de overgang tussen deze tredes. Dit doen ze met subsidies, overleg en netwerkvorming, de bekendmaking van dit aanbod, deskundigheidsbevordering, en met het vervullen van de brugfunctie tussen het werkveld en het beleid. Zo bevorderen ze de tewerkstelling (betaald of onbetaald) van personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
In deze context ondersteunen de provincies diverse vormen van Arbeidszorg en ondersteunen ze de werking van de Ronde Tafel Arbeidszorg. Arbeidszorg is de methodiek waarbij personen met Medische, Mentale, Psychische, Psychiatrische en/of Sociale problemen, waardoor zij nog niet of niet meer betaald aan de slag kunnen, onbetaalde arbeid kunnen verrichten met begeleiding op vlak van werk én zorg. Arbeidszorg kan voor deze mensen een finaliteit zijn (trede 3), maar evenzeer een opstap naar betaald werk (trede 4).
Voor de begeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt betekende de uitvoering van het ‘decreet werk- & zorgtrajecten’ een enorme stap vooruit. Toch is er nog ruimte voor verbetering. Welke knelpunten de arbeidszorginitiatieven ervaren, en welke dus de uitdagingen zijn voor een nieuwe Vlaamse (en Federale) regering, schreef de Ronde Tafel Arbeidszorg (het sectoroverleg dat door de provincies wordt getrokken) neer in een memorandum zowel aan de Vlaamse als aan de Federale overheid.
8. Flankerend Arbeidsmarktbeleid
De provinciebesturen zetten in op een flankerend arbeidsmarktbeleid binnen de provinciale speerpuntsectoren en binnen de voornaamste sectoren die te kampen hebben met knelpuntvacatures (zorgsector, het havengebied, de bouw). Ze trachten daarbij onder meer oplossingen te vinden voor de ongekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs, de jongerenwerkloosheid en de moeizame aansluiting van langdurig werklozen met de arbeidsmarkt. Daarnaast organiseren ze bv. job- en opleidingsbeurzen voor jongeren en zetten enkele provinciebesturen in op rekrutering buiten de provinciegrenzen (zie Grensoverschrijdend Beleid en Internationalisering). Ze werken daarin ondersteunend en verbindend tussen lokale besturen, het onderwijs en bedrijven. Omdat ook het levenslang leren in bedrijven een belangrijk instrument is in het flankerend arbeidsmarktbeleid, nemen de provincies wat dat betreft het voortouw: ze organiseren lerende netwerken en overlegplatformen (bv. Provinciaal Overlegplatform voor Promotie van Zorgberoepen) en faciliteren samenwerkingen tussen de voornaamste regionale actoren.