Skip to main content
FilePdf

Mobiliteit

De provinciebesturen bouwen aan duurzame en innovatieve mobiliteitsvisies die rekening houden met ieders individuele verplaatsingsbehoeften. Fietsen staat hier hoe dan ook centraal: de provincies streven naar een groter aandeel van de fiets in het verplaatsingsgedrag (modal shift), onder meer door de uitbreiding van het fietssnelwegennetwerk. Daarnaast zijn de provincies al jarenlang actor en partner in het beleid rond trage wegen/mobiliteit, mobiliteitseducatie, woon-werkverkeer en bovenlokale samenwerking rond mobiliteit. Deze ervaring en expertise werden begin 2019 opnieuw erkend in het tweede Mobiliteitscharter, dat de provinciebesturen overeenkwamen met de Vlaamse minister.

Enerzijds verlenen de provincies diensten aan lokale besturen, onder meer door te functioneren als expertisecentrum en door te waken over bovenlokale gebiedsgerichte mobiliteitsvisies. Anderzijds is ook de dienstverlening aan burgers, scholen (bijv. verkeerseducatie, schoolroutes) en private actoren (woon-werkverkeer) zeer belangrijk. De verworven expertise in deze domeinen en de opgebouwde contacten en relaties in het veld zijn duidelijk en zorgen voor een efficiënt mobiliteitsbeleid dat dicht bij de betrokken actoren en de realiteit staat.

1. Toekomstgericht bovenlokaal fietsbeleid

De provinciebesturen hebben de ambitie om van de fiets het speerpunt te maken van de modal shift. Fietsverplaatsingen zijn hoofdzakelijk lokale, intergemeentelijke en bovenlokale verplaatsingen. Rekening houdend met hun positie als intermediair bestuur dat dicht bij de lokale besturen staat, blijven de provincies het bestuursniveau bij uitstek om hun ambitieus en samenhangend fietsbeleid verder uit te rollen.

Fietsbeleid blijft dan ook het provinciaal speerpunt. Het gaat hierbij over een subsidiebeleid aan gemeenten en een combinatie van harde, infrastructurele acties en zachte (begeleidende) maatregelen (cf. nudging). Hoewel de combinatie van beide belangrijk is, willen de provincies prioritair inzetten op de realisatie van de functionele fietsroutenetwerken, met de fietssnelwegennetwerk als paradepaardje. Met de opgebouwde ervaring uit vorige legislaturen zetten de provinciebesturen dit werk verder met nog meer ambitie. 

Als bovenlokaal bestuur bewaken de provincies verder de samenhang van de netwerken, leggen ze de lat hoog bij realisaties, bewaken ze de herkenbaarheid en verzoenen of overstijgen ze hierbij de lokale belangen. Dankzij de goede samenwerking tussen de provincies onderling geldt deze ambitie over de provinciegrenzen heen. De provincies blijven dan ook hun coördinerende trekkende rol spelen om de ambitie van het volledig uitbouwen van het BFF- en  fietssnelwegennetwerk waar te maken. De opgebouwde vertrouwensband met de lokale afdelingen van de verschillende beleidsdomeinen en de terreinkennis is hierbij een essentiële factor.

De provincies vormen een belangrijke schakel tussen de verschillende bestuursniveaus die de krachten bundelen ten dienste van de fiets. Zij zijn bij uitstek in staat het fietsbeleid transversaal te ontwikkelen, in synergie met doelstellingen op vlak van ruimtelijke ordening, met oog voor het fijnmazig netwerk van trage wegen en vanuit hun ervaringen in de gebiedsgerichte werking. Binnen deze processen wordt het fietsbeleid uitgespeeld als katalysator om ook op andere beleidsdomeinen denkpatronen om te buigen en toekomstgericht te werken.

2. Provinciale expertise rond trage mobiliteit

Trage wegen spelen een belangrijke rol in het stimuleren van meer fietsen en stappen, zowel voor functionele verplaatsingen als voor verplaatsingen in de vrije tijd. De provincies zijn de afgelopen jaren uitgegroeid tot kenniscentra op het vlak van trage mobiliteit in het algemeen en buurt- en voetwegen in het bijzonder. Daarnaast rekenen de lokale besturen reeds lange tijd op de provincies voor ondersteuning bij juridische vragen over het tragewegenbeleid. Dit is zeer specifieke materie waar niet elke gemeente zich in kan verdiepen – de wet op de buurtwegen legde de beslissingsbevoegdheid over het wijzigen van de Atlassen van de Buurtwegen bij de provincies.

De provinciebesturen hebben er altijd naar gestreefd om, in samenspraak met de lokale besturen, die trage wegen te behouden die een belangrijke rol kunnen vervullen in duurzame ‘trage’ mobiliteit. Een aantal provincies heeft ook heel wat ervaring in de ondersteuning van lokale besturen bij de opmaak van tragewegenplannen, met veel aandacht voor participatie van de lokale bevolking.

3. Blijvend inzetten op verkeersveiligheid en gedragswijziging

Naast infrastructuur en handhaving is ook educatie – in de meest brede zin van het woord – een onmisbaar instrument om verkeersgedrag te beïnvloeden. Verkeerseducatie kadert in het soort ‘flankerende’ maatregelen dat ook in de context van de basisbereikbaarheid prioritair is. Het verkeersveilig maken van tewerkstellings- en schoolomgevingen, en hun veilige en vlotte bereikbaarheid garanderen door een integraal aanbod van o.a. flankerende maatregelen, is één van de taken van de vervoerregioraad.

De provinciebesturen kunnen hier een belangrijke bijdrage leveren. Zij benaderen verkeers- en mobiliteitseducatie op een structurele, doelgerichte en ‘publieksgerichte’ manier, zonder de onlosmakelijke koppeling met de werkelijkheid (infrastructuur) over het hoofd te zien. Alle initiatieven die de provincies nemen, steunen bovendien op een geïntegreerde aanpak, met betrokkenheid van verschillende (publieke en private) partners, in complementariteit met actoren als de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) en met afstemming met de andere middelen die van belang zijn voor gedragsbeïnvloeding. De provincies zetten zo hun jarenlange expertise op gebied van gedragsbeïnvloeding o.a. in om school(fiets)routekaarten op te maken, om scholen en gemeenten effectief te ondersteunen door interactieve lespakketten, door het organiseren van opleidingen, door het aanbieden van omvattende educatieve programma’s zoals het 10-op-10-label, door een 1-op-1 begeleiding van bedrijven enz.

 

Duurzaam Woon-werk-verkeer

4.  Bereikbaarheid tewerkstellingslocaties - Het stimuleren van duurzaam
woon-werkverkeer

Daar de provinciebesturen dicht bij het regionaal economisch weefsel staan én brede kennis hebben van de regionale mobiliteitssituatie, zijn zij ideale partner in het Vlaams beleid inzake woon-werkverkeer. Het behalen van effectieve resultaten vergt maatwerk en is arbeidsintensief. De Provinciale Mobiliteitspunten (PMP’s) werken gebiedsgericht, in coördinatie met steden en gemeenten, en leveren dit maatwerk: concrete bedrijfsbegeleiding en ondersteuning van ondernemingen, onder meer door mobiliteitsanalyses (mobiscans), advies, sensibilisering en begeleiding van pendelfondsdossiers. De interactie, coördinatie en continuïteit van deze benadering is essentieel. Eenmalige acties en geïsoleerde initiatieven brengen geen soelaas. Deze begeleiding en ondersteuning wordt bovendien kosteloos aangeboden aan alle geïnteresseerde bedrijven, wat onvermijdelijk talrijke drempels wegneemt. Betalende consultancy voor onzekere, lange termijnvoordelen kunnen immers alleen door de grootste bedrijven gedragen worden. Het terreinwerk van de PMP’s leidt tot meetbare, positieve resultaten, zodat het bedrijvennetwerk zich gestaag uitbreidt. Cijfers tonen aan dat de Vlaamse ondernemingen de PMP’s beschouwen als (neutraal en aanspreekbaar) eerstelijnscontact. 

PMP-resultaten

Een echte motor voor het in gang zetten en continueren van een duurzaam mobiliteitsbeleid binnen bedrijven is de woon-werkcampagne “de testkaravaan komt er aan”. Met de testkaravaan –  die in Vlaams-Brabant de Fietstest wordt genoemd – kunnen bedrijven en hun werknemers twee weken lang een elektrische fiets, bakfiets, plooifiets, speed pedelec, enz. uittesten op hun eigen woon-werktraject. Deze laagdrempelige campagne was van bij de start vijf jaar geleden zeer succesvol. Ongeveer 40% van de deelnemers-testers gaan één jaar nadien nog steeds duurzaam naar het werk. Bovendien lanceren veel bedrijven nadien concrete acties zoals een groepsaankoop elektrische fiets of fietslease. De testkaravaan werd opgestart door de provincie West-Vlaanderen en vond intussen uitbreiding naar nagenoeg alle provincies.

Voor de toekomst streven de provinciebesturen naar een nog sterkere integratie van de diverse acties van de begeleiding en samen met de Vlaamse overheid willen zij werken aan het stroomlijnen van de pendelfondsprocedure en een meer systematische monitoring van de modal shift op het terrein.


Mikaël Van Eeckhoudt - Voormalig Algemeen directeur Fietsersbond

‘De Vlaamse provincies spelen hun grondgebonden bevoegdheden ten volle uit, zeker wat fietsbeleid betreft. De vooruitgang die door hun inzet geboekt wordt, is tastbaar voor fietsers en dat is vanuit ons oogpunt voor de Fietsersbond de grootste meerwaarde van de provincies.’

Mikaël Van Eeckhoudt - Algemeen directeur Fietsersbond

5. Basisbereikbaarheid

Begin 2019 trad een nieuwe, aangepaste versie van het Mobiliteitscharter in werking, met voornamelijk één nieuw element. Het nieuwe charter stelt dat de provinciebesturen, in het kader van het ontwerpdecreet Basisbereikbaarheid (bijlage onderaan) "een actieve bijdrage zullen leveren aan de vervoerregiowerking en hun expertise ter beschikking zullen stellen". Hoewel de provinciebesturen heel wat problemen zien in het ontwerpdecreet (VVP-standpunt onderaan), hebben zij in de 4 proefregio's (Aalst, Antwerpen, Mechelen, Westhoek) - op uitnodiging van de regioraden - inderdaad een actieve bijdrage geleverd.

Een voorbeeld hiervan is de studie Middenkempen van de provincie Antwerpen. Het wegennet tussen de autosnelwegen E34 en de E313 krijgt steeds meer sluipverkeer te slikken, ten koste van de verkeersleefbaarheid in de dorpskernen. Met de studie Middenkempen is de provincie Antwerpen er samen met de betrokken gemeentebesturen in geslaagd om een gemeenschappelijke visie uit te werken op openbaar vervoer, het vrachtroutenetwerk en het fietsnetwerk.

De studie Middenkempen illustreert goed de meerwaarde van de provinciale aanpak. Ten eerste erkent iedereen de rol van de provincie als een neutrale partner die oog heeft voor de bezorgdheden en de vragen van alle partijen. Daarnaast zit het in de genen van de provincies om over verschillende beleidsdomeinen heen te timmeren aan (boven)lokale mobiliteitsvraagstukken. Ruimtelijke ordening, milieu, water, economie (bedrijventerreinen), welzijn (aangepast vervoer) en toerisme nemen de provinciebesturen van bij aanvang mee om tot een breed gedragen resultaat te komen. Zo worden trage mobiliteit en fietsbeleid bij de provincies geïntegreerd benaderd, zodat bijvoorbeeld toeristische en bedrijfsvriendelijke overwegingen ook worden meegenomen.

Ontwerpdecreet Basisbereikbaarheid

Desondanks werd de deelname van de provinciebesturen in de vervoerregioraden niet opgenomen in het decreet - enkel daar waar 'het grondgebied van de provincie gelijk valt met de afbakening van de vervoerregio'. De VVP nam daarom op 7 februari deel aan de hoorzitting omtrent het ontwerpdecreet in het Vlaams Parlement, waar de VVP enerzijds ijverde voor de decretale verankering van de deelname van de provinciebesturen in de vervoerregioraden; en anderzijds de rechtsonzekerheid aankaartte die zou kunnen ontstaan door de artikelen die provinciale ruimtelijke beleidsplannen ondergeschikt maken aan de mobiliteitsplannen die worden vastgelegd in de vervoerregio's. Ter opvolging van de hoorzitting en na intern - politiek en ambtelijk - overleg, verstuurde de VVP volgende brief naar de commissieleden.

De VVP stond met haar kritiek trouwens niet alleen, onder meer de Mobiliteitsraad en reizigersorganisatie TreinTramBus spaarden de kritiek niet.

Bijlagen

Provinciaal Mobiliteitscharter 2013

  • Wetgeving
Download

Provinciaal Mobiliteitscharter 2019

  • Wetgeving
Download

Ontwerpdecreet Basisbereikbaarheid

  • Wetgeving
Download

VVP-Standpunt Ontwerpdecreet Basisbereikbaarheid

  • VVP Standpunt
Download

VVP Brief Basisbereikbaarheid

  • Ondersteunend
Download

Contact

VVP-Stafmedewerker: Jens Ulehake (jens.ulehake@vlaamseprovincies.be).

Elke provincie is uiteraard uniek. Bekijk hier wat uw provinciebestuur voor u doet inzake mobiliteitsbeleid: